‘Herfstlichtjes’
In de herfst gedenken we in onze kerken ieder jaar onze overledenen. In de protestantse kerk is dat altijd eind van november, de katholieke kerk doet het op 1 november: Allerheiligen. De gebruiken zijn wat verschillend, maar beiden noemen we namen en steken we kaarsjes aan. Zo brengen we de geliefde doden in herinnering en brengen we licht in de duisternis. Het blijkt een sterke symboliek te hebben, want ook uitvaartondernemingen zijn begonnen dit soort rituelen aan te bieden.
De herfst is er ook een goede tijd voor. Met de invallende duisternis en de winter in aantocht doet de kilte van het leven zich scherper voelen dan in de zomer of in de lente. Dan missen we onze geliefden ook meer dan anders en is het troostend om elkaar met licht, warmte en aandacht nabij te zijn.
Misschien kan dat sowieso geen kwaad: om elkaar licht, warmte en aandacht te geven. Niet alleen de tijd van het jaar, ook het maatschappelijke klimaat lijkt guur en kil te worden. Velen missen maatschappelijk geborgenheid, herkennen door allerlei veranderingen hun leefomgeving nauwelijks meer en kunnen zich verweesd voelen.
Is het dan niet logisch om voor je zelf op te komen? Om je plek op te eisen of terug te winnen? Of zou het denken in deze termen de problemen alleen maar groter maken? Als je ten koste van anderen je plek moet bevechten, ben je zelf de ander in ieder geval niet nabij geweest. En roep je eerder weerstand, dan genegenheid op.
Als we in de kerk van aandacht en liefde spreken dan gaat het niet om zoetige liedjes of om vlinders in de buik. Dan gaat het er meer om dat we aandacht voor elkaar hebben. Dat de ander daar wat aan heeft, maar dat jij er ook van groeit. En dat begint met elkaar bij de naam noemen. Niet pas in de gedachtenis, maar bij leven al. Als we dat aan elkaar kunnen waarmaken, dan kunnen we geborgenheid krijgen. Dan worden we zelf misschien wel lichtjes in de gure tijden.
Wouter Slob, predikant Ontmoetingskerk