‘Vroomkoning, dichter bij Nijmeegse harten’

Op 7 oktober 2023 verscheen bij Uitgeverij Roelants Dichter en dichterbij Nijmegen van Victor Vroomkoning ter gelegenheid van zijn 40-jarig dichterschap. Een jubileum dat vraagt om een mooi vraaggesprek met deze bekende Nijmeegse poëet. Daarom besloot ik met hem op reis te gaan naar de plaats waar Victor 85 jaar geleden het levenslicht zag, het Brabantse Boxtel.

Langzaam rijdend vertrekken wij uit Aldenhof, de wijk waar deze dichter van de vele Nijmeegse harten al ruim veertig jaar van zijn dichterschap woont, en verlaten wij Dukenburg via park Staddijk. “In Aldenhof’, zegt Vroomkoning, “werd de eerste paal van Dukenburg geslagen. Hier leef ik zeer naar mijn zin. Ik prijs het aan, zonder me in te houden.” Hij verwijst naar zijn inleiding in Dukenburg Dichterbij die hij over dit stadsdeel schreef en naar Het Dukenburglied:

“Tussen Vogelzang, Maas-Waalkanaal en spoorweg ingebed oogsten zeven groene oorden allenwegen lof…”

Gezongen door tien verschillende Nijmeegse koren klonk het tijdens de Stadspicknick Dynamisch Dukenburg van Circus Colourful City in september 2006 vanaf de balkons van De Valckenaer. Het werd een van de 21 Nijmeegse stadsgedichten tijdens zijn stadsdichterschap in de periode 2006-2008.

“Als ik vanuit mijn huis door park Staddijk loop, ontmoet ik aan de rand het strooiveldje van crematorium Waalstede. Dan denk ik aan het afscheid van mijn tante Virginie bij wie ik zo af en toe in Antwerpen verbleef en aan wie ik enkele gedichten wijdde. Ik was zeer op haar gesteld. Zij was de zus van mijn moeder, die bij ons in Boxtel logeerde en mij steevast met haar nachtzoenen toedekte. In mijn verbeelding is haar as niet in Antwerpen maar hier uitgestrooid en heb ik haar dichtbij gehouden.”

Poëtische carrière

Victors komst naar Dukenburg viel samen met het begin van een poëtische carrière. “Ik heb een tiental jaren onbekommerd in Groesbeek gewoond en zonder relationele problemen was ik niet naar hier verhuisd. Die breuk heeft invloed gehad op mijn dichterschap.”

Uiteenlopende onderscheidingen kreeg hij voor zijn gedichten en bundels, zoals de Pablo Nerudaprijs in 1983 voor verzen uit de bundel De laatste dingen en de Karel de Groteprijs in 2005, de Culturele Oeuvreprijs van de stad Nijmegen. De mooiste beloning wellicht is de aanwezigheid van zijn werk in de openbare ruimte. Zo kun je in Boxtel op negen plekken tegen een gedicht van Vroomkoning aanlopen.

Boxtel

Eenmaal in Boxtel aangekomen, wordt Victor energieker en wijst de weg naar het middeleeuwse kasteel Stapelen. Hier stappen we uit en lopen rechtstreeks naar het gelijknamige gedicht: “Op zijn gracht vond je het schaatsen uit, zijn waterput was je eerste geluidsinstallatie…” In het centrum van Boxtel toont Vroomkoning mij het gedicht De Dommel bij de Zwaanse brug, een vers bij zijn basisschool, een ander bij het gemeentehuis. Licht ontroerd leest hij mij het gedicht Vakwerk voor, dat op de muur van zijn ouderlijk huis prijkt. Hier vonden ze elkaar, zijn Gelderse vader en zijn uit België gevluchte moeder. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwam zij als veertienjarig meisje helemaal naar Boxtel en mocht er werken in de bakkerij, die later ook de hare werd.

Vroomkoning is naast oud-wereldkampioen darten, Michael van Gerwen, één van de bekende Boxtelaren. We lopen door de centrale winkelstraat waar hij zo nu en dan herkend wordt.

Basiliek

Dan stappen wij de grote St. Petrusbasiliek binnen. Vooral de kerststal wakkert het jeugdsentiment van de dichter aan: “Die was vroeger véél groter en stond naast de entree. Ik ben hier al zestig jaar weg. Het was mijn kerk. Mijn vader zong in het koor en ik mocht als jongetje vanuit de ruimte naast het orgel bovenin over de gelovigen heenkijken. Ik was ook misdienaar. Als ik diende hoefde ik niet naar school.” Op mijn vraag of hij ooit stiekem van de wijn had geproefd, roept hij: “Dat mocht toen alleen de biechtvader weten.”

Nijmegen

Dan is het genoeg voor de dichter. De romantiek van de kleine plaats met snelstromend riviertje verdwijnt naar het verleden. Wij vertrekken weer richting Nijmegen. Zijn stad, de stad waarin zijn dichterschap tot bloei kwam. En waar hij overal hangt, van Stevenskerkhof, Hospice Bethlehem en Lindenberg tot ROC.

Dukenburg

Na de vraag wie hij zou aanraden van het stadscentrum of Nijmegen-Oost naar Dukenburg te verhuizen, wordt Vroomkoning serieus. “Kijk, in Dichter en dichter bij Nijmegen noem ik weliswaar Dukenburg het stiefkindje van Nijmegen, toch ben ik er blij om dat niet teveel mensen van de overkant van het kanaal naar onze omgeving komen. Nu is het zoals ik het wil hebben, is er overal ruimte tussen het wonen en de natuur. Bovendien is de omgeving riant. Staddijk: mooi, Berendonck: prachtig, de Overasseltse en Hatertse Vennen…. Laat het alsjeblieft niet drukker worden…”

Maaibeleid

Wil de dichter nog iets kwijt over zijn mooie stad? Vroomkoning ergert zich aan het minimalistische maaibeleid van de gemeente: “Dat heeft niets met biodiversiteit te maken. Er bloeit niets tussen hoog gras, niets! Insecten zijn er überhaupt niet meer. Kleuters verdwalen erin, het verkeer heeft er last van. En het is lélijk. Een gazon moet gazon blijven, kort gemaaid, want het oog van de mens mag best verkwikt. Wie heeft dit beleid verzonnen?”

Victor Vroomkoning, Dichter en dichter bij Nijmegen, Uitgeverij Roelants, ISBN 978 90 742 41526

Bericht maart 2024

menu