‘Voorbode van de lente’

Wie kent niet de prachtige merelzang? In maart kun je de merel overal horen zingen, vanuit zo ongeveer alle Nederlandse achtertuinen. De merel (Turdus merula) is de meest algemene vogelsoort en een bekende tuinvogel. Je hoeft ’s ochtends of ’s avonds alleen maar het raam open te zetten om de merel te horen. Als de winter niet te streng is begint de merel al eind januari, begin februari met zijn voorjaarszang. Bij een strenge winter is het wat later.

Merelzang

Merels zingen van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds als de zon ondergaat. Je hoort ze ook vaak zingen na een regenbui. Voor de zang moet je bij het mannetje zijn. De jonge mannetjes zingen al in januari, de volwassen mannetjes volgen in maart. Met melodieuze liederen bakenen ze hun territorium af. Het mannetje zingt het liefst vanaf een hoge uitkijkpost zoals de top van een boom of de nok van een dak. De zang levert veel verschillende beschrijvingen op. Er wordt geschreven over fluitende en rollende zang, met fluittonen en trillers. De zang bestaat uit onderdelen: strofes. Elk strofe die de merel zingt is weer heel anders dan de vorige. De korte strofes worden afgewisseld met steeds een korte pauze. De merel zingt zijn lied in een rustig tempo. Vaak repeteren verbetert de zang aanzienlijk. Oudere merels zijn dan ook betere zangers.

Aantrekkelijke man

De merelman is gitzwart en heeft een gele oogring en geeloranje snavel. Bij de keuze van hun partner vinden de vrouwtjes vooral de kleur van de bek van mannetjes heel belangrijk. Hoe feller oranje, hoe sneller het hart van het vrouwtje gaat slaan. Want hoe feller en meer oranje de snavel, hoe gezonder het mannetje. Kuikens van een mannetje met een feloranje bek zijn vitaler en sterker dan kuikens van mannetjes met een fletse, gele bek. Het mannetje helpt ook goed mee. Alleen het vrouwtje broedt, maar als de eitjes zijn uitgekomen, helpt het mannetje om de kuikentjes van voer te voorzien.

Een merel in de tuin

Populaire nestplaatsen voor de merel zijn struiken, heggen en bomen. Je ziet merelnesten vaak in steden, in tuinen en groenstroken. Het liefst maken merels hun nest in dichte struiken of lage bomen, in klimop en andere lage begroeiing, soms in vrijstaande bomen in open landschap en soms zelfs wel eens op de grond. De nesten hangen vrij laag en zijn meestal makkelijk te vinden, waardoor veel eieren en jongen van de merel een makkelijke prooi zijn voor katten en kraaien. Ondanks die verliezen zien we nog steeds veel merels. Ze compenseren dit natuurlijke verlies door veel jongen groot te brengen. Van 2018 tot 2020 was het aantal broedparen 500.000 tot 900.000. Per jaar moet per merelpaar 1,5 jong overleven om de stand op peil te houden. De gemiddelde leeftijd van deze zangvogel is twee tot drie jaar, maar er zijn er die zelfs tien jaar of ouder worden. Naakte en blinde kuikentjes Het nest van een merel is een mooi kommetje van takjes, bladeren, gras, mos, en veertjes. De binnenkant is bekleed met modder, fijner gras en plantenstengels. De modder dient als cement om het geheel bij elkaar te houden. De bouw van een nest door het vrouwtje kan gemakkelijk een week in beslag nemen. Per broedseizoen van eind maart tot in juli zijn er twee en soms drie legsels, met elk vier tot vijf eieren. Na twee weken komen de eitjes uit. De eieren zijn groen van kleur met kleine roestige vlekjes. De ouders voederen hun naakte en blinde kuikentjes nog twee tot drie weken voor ze uitvliegen. Zelfs daarna blijven de jongen in de buurt en worden ze nog twee tot drie weken verzorgd door pa merel, terwijl het vrouwtje alweer aan een nieuw broedsel begint.

Alleseter

De merels kunnen zich vooral goed handhaven tussen de mensen omdat ze generalisten zijn. Ze eten van alles: pissebedden, insecten, spinnen, maar ze zijn ook gek op allerlei vruchten, vooral bessen en aardbeien. Als je een merel in je tuin wil, kan je die lokken met overrijp fruit, zoals rotte appels of peren. Merels zijn ook dol op kersen, maar ook bijvoorbeeld de lijsterbes (de merel en de lijster zijn familie). Ze eten het liefst op de grond. Ze zullen blij zijn met wat extra zaadjes of rozijnen. Als je die op de grond strooit, dan komen de merels daar zeker op af. Om aan regenwormen te komen, hebben merels een aantal slimme trucjes bedacht. Ze trippelen hard op het gras, waardoor de wormen de trillingen voelen. Deze denken dat er een mol aankomt of dat het regent. De wormen komen hierdoor naar boven, recht de bek van de merel in.

Bericht april 2024

menu