‘Kansloos’
‘Kansloos type, wat heb je nou weer geschreven?’
Maandagochtend: bij pinautomaat in Zwanenveld. Een harde stem. Een dreun op mijn schouder als een sloopkogel. Omdraaiend omhoogkijkend naar bijna 2 meter Dolf. Beroepsmopperaar. Een topmodel boze witte man…
Ik mag Dolf: een reus vol foute opmerkingen. Met gouden hart. Door werk en liefde naar Dukenburg gekomen. In de oorlog opgezadeld met voornaam Adolf. Een familietraditie, want oudste zonen moesten zo heten. Dat Hitler dezelfde voornaam had, was voor vader gevalletje jammer dan, maar principes zijn principes. Dat heeft Dolf geweten. Pesten, hem nazi noemen: het droeg bij aan zijn boosheid. ‘Waar blijven wíj nou? Daar schrijf je niks over.’ Met hem was ik nog niet klaar. ‘Denk je dat Dukenburgers jouw chagrijn willen lezen?’, vroeg ik later bij een kop koffie? ‘Mooi niet. Ik ga schrijven over Pedro. Een kind, trots opkijkend naar zijn vader toen hij officieel Nederlander werd. Toen burgemeester Bruls zijn vader en 28 andere nieuwe Nederlanders beëdigde tijdens een mooie ceremonie in de raadszaal. Iedereen blij om na zoveel inspanningen nu Nederlander te zijn. Nadat ze door werk, liefde of oorlog hier waren gekomen.
Ik schrijf over Pedro, die enthousiast ja riep toen ook aan hem werd gevraagd of hij Nederlander wilde worden.’ (Alleen was hij teleurgesteld toen hij de burgemeestersketting niet kreeg. Hij wilde zijn vader daarmee blij maken.) Als je bij Dolf over kinderen begint, gebeurt er wat. Hij is tien jaar geleden pardoes in ijskoud water gesprongen toen een Turks neefje van zijn buurman dreigde te verdrinken. Ik zag na mijn woorden een traan. ‘Ja Dolf, eigenlijk schrijf ik toch een beetje over jou’, vervolgde ik plagerig. Met een ‘wat ben je toch een grote zwetser’ en nog een sloopkogel op mijn schouder liep hij naar de viskraam. Van een afstand bekeek ik hem. 1,90 meter rust. Zachte blik. Hoezo boze witte man?
Toon Kerssemakers