Oog voor elkaar
In een serie besteedt de Dukenburger aandacht aan activiteiten die bewoners met elkaar verbinden. Bij het vieren van 50 jaar Dukenburg is Oog voor elkaar ontstaan. Dat netwerk brengt door middel van concrete activiteiten bewoners bij elkaar en verbindt hen met allerlei initiatieven en instanties dicht bij huis in Dukenburg. In 2017 heeft de Werkgroep Vluchtelingen gesproken met in Dukenburg wonende vluchtelingen, nieuwkomers. We bezoeken deze families en kijken hoe het hun nu vergaat.
Van links naar rechts: Semere Haile Gebresus, Milena, Misgana (onder), Dahlak Tesfay, Hermela en Milad
De ontvangst in hun keurige woning is even hartelijk als eind 2017. We worden direct voorzien van thee en lekkernijen. We halen gezamenlijk herinneringen op aan ons bezoek van destijds. Bij die gelegenheid hadden we nog geproefd van het zelf gebrouwen ‘bier’, Suwa. Met de bekende Eritrese vriendelijkheid wordt meteen gevraagd of we dat weer willen? Beleefd slaan we af: tien uur in de ochtend is toch wat al te vroeg.
Hoe is het met het gezin vergaan de afgelopen jaren?
Allereerst wordt er enthousiast verteld over de scholen van de vier dochters. Niets dan lof, ook in coronatijd. Hermela, de oudste van 14, gaat naar de tweede klas in het Mondial College. Haar jongere zus Milad van 13 volgt haar daar het komende schooljaar. Milena van 9 gaat naar de St. Maartenschool. De jongste van 3, in Nijmegen geboren, gaat naar de peutergroep De Dukendonck. Wanneer we haar vragen of school leuk is, antwoordt ze eigenwijs: ‘Nee.’ Maar haar ouders hebben er een ander idee over. De beide oudste dochters hebben gevoetbald bij Oranje Blauw, maar dat ligt nu vanwege corona al een tijdje stil.
Afgerond
Moeder heeft ondertussen de inburgeringscursus afgerond. Voor vader, die wat later in Nederland is gekomen, is dat allemaal wat lastiger. Het goed beheersen van de taal is vooralsnog het struikelblok. Nederlands hoort wat hem betreft tot het rijtje van moeilijke talen. En hij kan het weten: naast Tigrinya (Eritrea) spreekt hij ook een mondje Arabisch en Hebreeuws van de tijd dat hij in Israël heeft gewerkt. De (tussen)stand opnemen na drie jaar blijkt nog een korte periode. Tijd is gaan zitten in begeleiden van de kinderen: thuis en naar school. In cursussen voor taal en inburgering. Het huis en vooral de tuintjes voor en achter zijn aangepakt. Dochter Milena heeft veel medische begeleiding nodig, is een keer ernstig gevallen en heeft zelfs een periode in het ziekenhuis gelegen. Ze is kind aan huis bij het Radboud. Ze voelt er zich zo op haar gemak dat ze het laatst met een breed gebaar en glimlach ‘mijn huis’ noemde. Kortom, een periode met aanpassingen en stress, waardoor er van de destijds genoemde toekomstbeelden zowel voor Semere als Dahlak nog niet veel is terecht gekomen.
Taal en werk
Semere wil nu alles op alles zetten om de inburgeringscursus af te ronden. Verstandig geeft hij aan nu op zoek te zijn naar vrijwilligerswerk om zodoende de taal wat beter onder de knie te krijgen. Daarna wil hij werk zoeken, waarbij hij gezien zijn ervaringen een aantal opties noemt. Ondertussen blijft hij bezig met muziek. Hij bespeelt een eigen gemaakt snaarinstrument en zingt daarbij. Hij heeft reeds een aantal keren opgetreden. Bovendien is hij druk met het verzorgen van zijn groentetuin, waarin de tomaten al mooi kleuren.
Dahlak wil, als de kinderen iets groter zijn en de situatie in het gezin wat stabieler is, graag aan de slag in de zorg. Ze heeft zich al georiënteerd hoe ze dat in Nederland zou moeten aanpakken. Ondertussen maakt ze zich verdienstelijk met vrijwilligerswerk. Ze maakt deel uit van een werkgroep die zich met ondersteuning van Bindkracht10 inzet om de situatie van de voornamelijk jongere Eritrese vluchtelingen in Nijmegen te verbeteren, onder andere door middel van het organiseren van diverse activiteiten. Als gezin hebben ze het laatste jaar regelmatig de wekelijkse bijeenkomsten van Gezellig Nijmegen bezocht. Daar komt sinds ‘Heumensoord’ een groot aantal nieuwe Nijmegenaren in huiskamersfeer bij elkaar om gezellig te kletsen en ervaringen uit te wisselen. Deze bijeenkomsten zijn nu tijdelijk gestopt. De coronaperiode heeft het gezin als saai en zwaar ervaren: weinig het huis uit en bijna geen contacten buiten de deur. Ook hun Eritrese vrienden zagen ze veel minder. Dahlak geeft aan veel tijd besteed te hebben aan koken, het schoonmaken van het huis en de begeleiding van de kinderen met hun schoolwerk.
Contact lastig
Corona maakte en maakt contact met familie in Eritrea nog lastiger. En dat wordt gemist. Het was al moeilijk vanwege het ontbreken van wifi buiten de hoofdstad (direct bellen is gewoon veel te duur) en daar kwam de quarantaine nog eens overheen. En daar speelt nog wel een ‘taaldingetje’ een rol. Als ouders merken Dahlak en Semere dat de kinderen steeds meer geneigd zijn het Nederlands als voertaal te nemen. Ze zijn bang dat de kinderen straks minder goed met de familie kunnen communiceren en dat zouden ze jammer vinden. In huis wordt al 50-50 Nederlands en Tigrinyag gesproken. Het is overigens een fenomeen dat we bij meerdere families tegenkomen, die nu een paar jaar in Nederland verblijven.
Bericht augustus 2020
Met dank aan: Harm Jan van der Veen en Fred uit het Broek.