‘Blaauwe Hand en Gelderingen’
Op de kruk aan de bar van het oudste café van Nijmegen zit ik na te genieten van het kersvers gebrouwen bier ‘Blaauwe duvel’ dat ik kreeg van de bedenker Gert. Hij en Henk, een goede vriend, praten over het taalonderwijs op de Antillen, waar Henk deels vandaan komt en Gert voor studieonderzoek is geweest. Ik kijk naar het donkere plafond en het stukje muur achter de bar van het café dat zeven eeuwen oud is. Als ik een tekst begin te lezen boven het flesrijke wandrek, begrijp ik de eerdere waarschuwing van Gert: “Let op, dit is sterk bier!”.
‘Een schuimende kroeze bier, geeft warmte, vreugd en zoet plezier.’ Het welkome gevoel hier doet mij denken aan de allereerste kroeg die ik in Nederland bezocht: Café Gelderingen in Steenwijkerwold. Dat café stond tegenover het AZC waar ik tussen kerst 1993 en april 1994 verbleef.
Het was een van de moeilijkste periodes van mijn leven. Het gevoel van angst en onzekerheid van het asielzoekersbestaan overheerste en informatie over het welzijn van mijn dierbaren in Kabul ontbrak die in vlammen van oorlog brandden. De ooit stoere man in mij liet hier liters tranen vloeien.
Als ik op donderdagen mijn weekgeld kreeg, 20 gulden, ging ik ’s avonds naar het café voor één biertje. Hier kon ik even de dynamiek in het asielzoekerscentrum vol gevoelens van verdriet en wanhoop ontvluchten om voor even in de schoenen van een zorgeloze mens te kruipen. Ik genoot van de kleine slokjes bier en haalde mooie herinneringen van mijn kinderjaren op, vooral van de ervaringen met mijn vader en moeder. Ik dacht bijvoorbeeld aan de tijd hoe ik met mijn moeder naar de stoffenmarkt in het stadscentrum ging waar zij stoffen of wol kocht om voor ons mooie kleren te maken of truien te breien. Ik weet nog dat mijn vriendjes altijd jaloers op me waren omdat ik vaak de mooiste truien droeg. Mijn moeder nam altijd de kortste weg naar de markt. We staken via een gammele touwbrug de Kabulrivier over. Iets waar ik in het begin, vooral in het voorjaar wanneer de rivier kokend was, nachtmerries van had. Ze hield mijn hand vast en kalmeerde mij. In dit Steenwijkerwoldse café kwam ik tot het besef dat mijn moeder mij leerde de angsten te overwinnen en mij de kunst eigen te maken om barrières in het leven te overbruggen. Van haar leerde ik dat vriendschap met mensen die een andere taal spraken of een andere geloofsovertuiging hadden, mensverrijkend kan zijn. De vrienden van mijn ouders hadden verschillende etnische achtergronden. Terwijl in Kabul de sjiitische en soennitische krijgsgroepen elkaar afmaakten, dacht ik aan de boezemvriendin van mijn moeder die een sjiiet was. Mijn vader haalde vaak de herinnering aan een joodse jeugdvriend op die later naar Amerika was geïmmigreerd. Ik wist dat mijn ouders het nooit zouden goedkeuren dat ik in een kroeg alcohol dronk. Hun opvoeding, een open, eerlijk en nieuwsgierig mens te zijn, bracht mij overal waar ik de warmte van medemenselijkheid aantrof. Zoals hier in Gelderingen. Als de barman merkte dat mijn fles leeg was, gaf hij mij een biertje en zei: “From me!”. Het bier van toen hielp mij mezelf een ander leven te verbeelden. Dat ander leven van een jonge ontwortelde bevond zich in het verleden. De barman van het café was de eerste dorpeling die ik vertelde dat ik in Nijmegen ging wonen. “Nijmegen is a beautiful city.” verzekerde hij mij toen en wenste mij veel succes.
De sfeer in ‘Blaauwe hand’ en het aangename gezelschap van vrienden stellen mij in staat het heden te beleven en reflecteren op het voorbije.
Eenmaal op de fiets naar huis, denk ik weer aan mijn moeder die er niet meer is. Zij overleed in haar stad Kabul en werd begraven op ruim zevenduizend kilometer afstand van mijn stad Nijmegen die zij alleen van foto’s en mijn verhalen kende. Zij was dol op de Nijmeegse krokussen, lindebomen en roodborstjes.
Ik besluit rond de kerst met mijn dochters naar Steenwijkerwold af te reizen om de weldoener van weleer met een krat Nijmeegse bier van Gert te verrassen. Via google vind ik het café Gelderingen. Dat bestaat nog. Ik bel en introduceer mij als klant van dertig jaar geleden. De jonge stem van de nieuwe eigenaar vertelt mij dat de eigenaar in jaren negentig Volkert Munsterman heette. Hij is helaas overleden. Maar mijn gedachten aan kerst 1993 bestaan nog. En in de lach van mijn kleindochter van vijf maanden vind ik 30 kerstjaren later veel warmte en licht die mijn leven zin geven.
Qader Shafiq