Qader 2021-9

‘Kleine ogen in de grote wereld’

In de binnenspiegel van mijn auto zag ik een paar ogen. Vermoeid en verdrietig leken zij. We hadden tijd voor een langere autorit.

Ik wilde deze vier evacués, die uitgenodigd waren om van de tuin waar ik vrijwilliger ben te genieten, de fraaie omgeving van de stad laten zien. De enige man naast mij mocht de muziek kiezen.

De Hazara-liederen van Dawood Sarkhosh veranderden Berg en Dal in het landschap van Centraal-Afghanistan. De kleine ogen die nu vrolijkheid uitstraalden, leken op de ogen die mij dierbaar zijn. Mijn gedachten verlieten de vergeelde Duivelsberg en Ooijpolder en brachten mij naar de koudste decemberavond van mijn jeugd.

De allereerste verdrietige avond bij ons thuis. Het was stil. Zelfs de transistorradio van mijn vader die de wereld bij ons thuis bracht. Anders dan anders genoot ik niet van de kachel met kookplaat die mijn moeder aanmaakte. Ik keek niet naar de vlammen die je via het kacheldeurtje kon aanschouwen. Ook viel ik mijn moeder niet lastig met vragen over wat er in de pan pruttelde.

Het spektakel van de ijspegels die aan de gevels hingen interesseerde mij, mijn zusje en broertje niet. Want onze oudste zus stond buiten in de kou te huilen. Haar verdriet was meermalen groter dan haar slanke silhouet op de sneeuw. Mijn moeder en oudere zus gingen heen en weer de kou in om haar te troosten… Maar er kwam geen einde aan haar snikkend gehuil. Het werd mijn allereerste keer dat ik met een lege buik in slaap viel.

Een diepe slaap die zelfs door luidruchtige gebedsoproepers en kraaiende hanen niet verstoord werd. Ik keek uit het raam. Mijn zus stond niet buiten. Ze was binnen en sliep op haar matras. Ik gooide mijn deken over haar heen. Zij bleef maar slapen. En het was nog steeds stil bij ons thuis.

Een achternicht had aan mijn zus verteld dat zij geen biologisch kind van mijn ouders was. Zij was een Hazara en geadopteerd door mijn ouders. Dat had zij van haar moeder, onze tante, gehoord. De tante die het nodig vond om de harmonie in ons gezin te verstoren en het familiegeheim zo te verklappen, heb ik na die avond nooit meer gemogen. Zij ontnam mij toen de liefde en aandacht die ik van mijn tien jaar oudere zus kreeg. Mijn zus, die zichzelf nu anders zag in de spiegel, veranderde van gedrag. Zij was somber, depressief en soms opstandig. Ik weet heel goed dat ik elke avond onder mijn deken God smeekte om haar op te vrolijken en terug te geven aan ons. Ze was nog geen achttien toen zij ons huis verliet. Zij trouwde en verhuisde met haar man naar een noordelijke provincie.

Na het huwelijk van mijn ouders konden zij jarenlang geen kinderen krijgen. Op advies van een tante van mijn moeder namen zij een weesbaby op van wie de ouders in een ramp waren omgekomen. Zij was zeven jaar lang de enige liefde van mijn ouders. Daarna kwamen er nog vijf bij. We groeiden op in een multiculturele omgeving. De vriendenkring van mijn ouders was een palet van Afghaanse pluriformiteit. Totdat uiterlijk en taal de superioriteit en het inferieur zijn van mensen begonnen te manifesteren. Het deed mij altijd pijn. Het doet mij nog steeds pijn.

De eerste man van mijn oudste zus werd voor haar ogen en in aanwezigheid van haar twee kleine kinderen door Russische soldaten doodgeschoten. Zij trouwde later met een andere man en bekeerde zich tot het geloof dat bij haar uiterlijk paste. Zij woont nu in de westelijke stad Herat samen met haar kinderen en kleinkinderen. Omdat zij een Shia en Hazara is, vreest zij voor haar leven en dat van haar gezin. “De Taliban haten ons, broertje”, zei ze tijdens een telefoongesprek twee weken geleden.

Ik was blij dat onze tuin aan de Ooijpolder voor gezelligheid en vermaak gezorgd had. Op de terugweg wilde dezelfde groep met mij terugrijden.

Deze kerst wil ik met hen doorbrengen om hun verhalen te horen. Dit verhaal aan hen vertellen en samen te huilen om het land dat ons ontnomen is. En daarna op Nederland, het land van vrijheden, te proosten.

Qader Shafiq.

menu