‘Bij Charles’
Twee jaar geleden schreef ik over Charles, mijn eerste buurman in Nijmegen die ik na 25 jaar op een koude zaterdagmiddag weer tegenkwam in Winkelcentrum Dukenburg. Een ontmoeting die de herinneringen opriep van mijn begin in Nederland, in Nijmegen. Het Indische burenechtpaar dat de warmte van afwezige geliefden hier in mijn somber asielbestaan compenseerde. Sindsdien ben ik daar niet meer geweest. Een bezoek aan deze buren om ze te laten zien dat het goed met mij ging, stelde ik steeds uit. Misschien omdat ik de moeilijkste periode van mijn leven daar heb doorgebracht.
Ik schreef over mijn schaamte dat ik een kwarteeuw lang niet bij hen langs was geweest en dat ik nu pas wist dat hij buurman Charles heet. En vooral dat ik zijn vrouw geen bloemen meer kon geven. Op een ochtend kreeg via LinkedIn het volgende bericht: “Wat bijzonder om je column over mijn schoonvader Charles te lezen. Helemaal vandaag, de dag waarop we zijn negentigste verjaardag vieren…”
Ik vroeg of ik langs mocht komen. Dat kon. Zelden heb ik in Nederland zo’n gezellig familiefeest gehad. Het hele huis, zoals ik van 1994 kende, was vol met dierbaren van Charles. Je proefde er de onvoorwaardelijke liefde. Ik mocht naast hem zitten. Ik luisterde naar hem. In het verhaal van de Indische Nederlander die wist hoe het is om je leven met bijbehorende vanzelfsprekendheden te verruilen met het onbekende leven ergens anders, vond ik de verklaring voor zorgzaamheid die wij, de asielzoekers, in hun nabijheid ervoeren.
Ik verliet het feest waar ik graag langer wilde blijven. Maar ik moest me voorbereiden op de Zevenheuvelenloop die de volgende dag zou plaatsvinden. Eenmaal bij ons in de straat, zag ik een buurman in zijn eentje zware balken sjouwen. Ik kon niet laten hem te helpen. Met rugpijn verscheen ik de volgende dag aan de start van de hardloopwedstrijd. Maar ik was gelukkig omdat ik een goede buurman was geweest. Helemaal in de geest van Charles.
Qader Shafiq