‘De stad van Jeanette Heikens’
De eerste indrukken van mensen en objecten zijn bepalend in ons leven. Vanuit het raam van de trein waarmee ik voor het eerst naar Nijmegen kwam, zag ik de stad en zijn Stevenstoren. Ik zou na maanden in verschillende asielzoekerscentra – Eindhoven, Haarlem, Musselkanaal, Luttelgeest en Steenwijkerwold – rondgezworven te hebben, hier komen wonen. In Steenwijkerwold werd duidelijk dat ik in een tijdelijke woning op de start van de asielprocedure moest wachten. Als een vermoeide ziel bleef ik me aan de onzekerheid van onderweg zijn conformeren. Ik wilde mijn tijd zinvol gebruiken door in een grote universiteitsstad te gaan wonen en studeren. De drie steden die ik kende: Amsterdam, Rotterdam of Leiden. Mevrouw Roos, de functionaris van het centrum die over de huisvesting van asielzoekers ging, noemde een andere stad: ‘Jij moet naar Nijmegen. Die stad past goed bij jou.’
Toen ik samen met drie beoogde huisgenoten uit de trein stapte, stond een tengere vrouw van boven de vijftig met een kort blond kapsel op het perron op ons te wachten. Zij herkende ons aan de grijze afvalzakken die wij bij ons hadden. Haar moederlijk strenge blik en vriendelijke stem gaf mij een welkomstgevoel in de stad waarvan ik de naam nauwelijks kon uitspreken. ‘Ik heet Jeanette. Ik ben van VVN. Zullen we eerst naar de bank gaan om een bankrekening voor jullie te openen?’ Jeanette werd mijn contactpersoon bij Vluchtelingenwerk. Zij hielp mij met de inschrijving voor een taalcursus. Zij was de allereerste geïnteresseerde Nijmeegse in mijn nieuwe leven.
De eerste maanden in Nijmegen is de schoonheid van deze stad mij voorbijgegaan. Ik had een zwaar hoofd vol tranen op een doorweekt kussen. Een bestaan van lange slapeloze nachten met een wereldontvanger op mijn bed. Er werd geschoten in de wijk waar mijn dierbaren woonden. Ik hoorde berichten over doden en stadsgenoten die op de vlucht waren. Over de hongerige kinderen. Ik schaamde me voor mijn asielzoeker zijn. Nee, Nijmegen zou nooit mijn stad worden. Begin januari 1995 kreeg ik een envelop thuisbezorgd. Op een in vieren gevouwen A4 las ik de tekst die met blauwe stift geschreven was: hoera, A-status! Ondertekend door Jeanette Heikens. Ik rende naar de Van Spaenstraat. Hijgend kwam ik op het kantoor van Vluchtelingenwerk om met eigen ogen de beschikking van staatssecretaris van Justitie mevrouw Schmitz te zien.
Op 24 april vierde ik mijn 25 jarig samenzijnsjubileum met Nijmegen. De stad die bij mij past. En waarbij ik hoor.
Qader Shafiq