‘Poelen zitten vol met leven’

Dit keer gaat het over poelen. Wat is een poel? Een poel is een geïsoleerd stilstaand water dat meestal niet heel groot is (van 1 tot niet veel meer dan 100 m2). Een poel is in Nederland meestal gegraven, maar kan ook natuurlijk ontstaan doordat een verlaging in het landschap volloopt met water, regen of grondwater.

Waar zijn poelen goed voor?

Als je teruggaat in de tijd zijn poelen vaak gebruikt als watervoorraad voor vee, om uit te drinken. Andere kleine waters die in de loop van de tijd zijn ontstaan zijn voorraadbassins voor bluswater, visvijvers, schapenwasplaatsen en veenputten. In sommige streken groef men poelen, meestal langwerpig, om medicinale bloedzuigers te kweken. Ook kraters van bombardementen zijn soms als poel in het landschap achtergebleven. Tegenwoordig worden poelen onderhouden en aangelegd om de biodiversiteit te verhogen. Poelen zijn een groeiplaats voor allerlei soorten planten en dieren.

Veel leven in een poel

Wat is ook alweer biodiversiteit? Biodiversiteit betekent variatie van leven, waarbij een deel van de natuur veel verschillende planten, dieren, micro-organismen (bacteriën) en schimmels bevat. En biodiversiteit is een kenmerk van een goed onderhouden poel. Poelen vormen een groeiplaats voor water- en moerasplanten. Op deze planten kunnen amfibieën hun eieren afzetten. Ze vormen een leefgebied voor dieren als kikkers, salamanders, waterinsecten, libellen, maar zijn ook een drinkplaats voor vogels en zoogdieren, zoals reeën en herten. Poelen zijn voor amfibieën, zoals kikkers, padden en salamanders, van levensbelang voor de voortplanting. Ook insecten, libellen, waterjuffers en waterpissebedden kunnen in of in de buurt van de poel leven. Ze vormen voedsel voor de amfibieën. Libellen hebben het er naar hun zin als er moerasplanten aanwezig zijn.

Niet te diep en liever geen vis

Voor amfibieën zijn ondiepe poelen, een halve tot een meter beneden de laagste grondwaterstand, met geleidelijk oplopende oevers het meest geschikt. In diepere poelen komen uiteindelijk vissen en dat maakt de poelen ongeschikt voor bijvoorbeeld watersalamanders, omdat vissen de eitjes en de larven opeten. Poelen liggen bij voorkeur niet in de schaduw, het liefst in grasland of enkele meters van een bosrand. Een ideale poel is ook afgesloten van ander water, omdat er dan stroming plaatsvindt en er vissen aangevoerd kunnen worden. Sommige poelen vallen (bijna) droog in de zomer.

Poelen onderhouden

Beheer van een poel houdt in dat je de poel een keer in de paar jaar ‘schoont’, bij voorkeur in de nazomer of herfst. Zonder beheer groeit een poel vanzelf dicht. Zaden van bomen die goed bij en in water kunnen leven, zoals de wilg, komen in het water, worden bomen en breiden zich snel uit. Werkzaamheden aan de poel bestaan uit gefaseerd (dus niet alles tegelijk) maaien van de begroeiing in en naast de poel en gefaseerd baggeren bij een dikke sliblaag. Dit beheer vindt bij voorkeur plaats in de nazomer of herfst. Door gefaseerd onderhouden van de poel voorkom je verstoring in het groeiseizoen van de waterplanten en ondervinden overwinterende amfibieën geen schade. Het ongestoorde deel van de poel kan als vluchtplaats dienen.

Poelen in Dukenburg

Ook in Dukenburg is er een aantal poelen. Er is een werkgroep die een groot aantal poelen in Nijmegen en omstreken in de gaten houdt, gecoördineerd door Ton Jansen. Door toedoen van de werkgroep is er nu een onderhoudsplan om de poelen regelmatig op te schonen. De poel in Staddijk (Bloemendal) is een voorbeeld van een goed en goed onderhouden poel. Een jaar geleden is ook een poel in Malvert, de Wollewei, heringericht. De poel is uitgediept en schoongemaakt. Er zijn bomen gekapt zo dat er meer zon in de poel schijnt. Ook de gemeente Nijmegen vindt dat poelen belangrijk zijn als onderdeel van het groen van de stad. In Nederland zijn er naar schatting 22.000 poelen. Dat betekent dat er veel werkers, mensen van de provincie, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en veel vrijwilligers nodig zijn om die te onderhouden. Zie ook: poelen.nu.

Tuinvijvers

Een tuinvijver is eigenlijk ook een poel, groot of klein. En nog wel een hele belangrijke poel voor de biodiversiteit: zonder tuinvijvers zou het met de aantallen amfibieën in Nederland slecht gesteld zijn. Als je alle tuinvijvers in Dukenburg aan elkaar zou plakken zou je waarschijnlijk een flinke waterplas zien waar heel wat dierlijk en plantaardig leven in zou voorkomen.

Een tuinvijver is, mits goed beveiligd zodat kleine kindjes er niet in kunnen vallen, voor groot en klein een prachtig en spannend stukje wilde natuur in de tuin. Behalve de dieren in het water, kikkers, padden en salamanders en allerlei zwemmende kleine insecten, trekt het water libellen, vogels en kleine zoogdieren een flinke wasmand kun je al een echte vijver in de tuin aanleggen.

De diepte:

Idealiter van 80 tot 120 cm. Amfibieën moeten gemakkelijk in en uit de vijver kunnen lopen en springen. Een glooiende helling is dan ook belangrijk. In het diepe gedeelte kunnen kikkers (vooral bruine mannetjeskikkers) ’s winters overwinteren. Het ondiepe gedeelte is geschikt om eitjes in af te zetten.

Ligging:

Ga uit van zo’n 6 uur zon per dag op een zonnige dag. Meestal betekent dat dat de vijver op een zonnig plekje in de tuin het best tot z’n recht komt. Als de noordkant, waar de zon op schijnt, het meest ondiepe gedeelte van de vijver is zal het water eerder opwarmen en de eitjes zullen daar als eerste afgezet worden.

Beplanting en bewoners:

In een natuurlijke vijver zullen de planten in de vijver ervoor zorgen dat het water helder wordt en blijft. Moerasplanten aan de oever, waterplanten voor boven en onder water, in ieder tuincentrum keuze genoeg om er een mooi groen en waterrijk geheel van te maken. Inheemse planten zijn in zo’n waterrijk land als Nederland volop te krijgen. Behalve dat ze erg mooi zijn zullen ze het ook vaak goed doen. Zand is als bodembedekking van de tuinvijver het meest ideaal. Vijvergrond uit een tuincentrum beval veel voedingsstoffen waardoor het water niet snel helder wordt en blijft.

Amfibieën

Amfibieën zullen als de vijver er goed bij ligt hun weg naar de vijver zelf vinden. Emmertjes dril of salamandereitjes (als je die al kunt vinden, zo grappig opgerold in een blad naast of in de vijver) zijn niet nodig. Vissen ook niet: vis eet bij voorkeur alles wat met amfibieën te maken heeft en de meeste vissen woelen de bodem om.

Onderhoud: Zoals bij andere poelen: in het najaar, slib en eventuele rommeltjes eruit, aan de kant leggen om eventuele amfibieën de kans te geven om weg te kruipen en schoon leidingwater toevoegen.

De omgeving:

Die is eigenlijk minstens zo belangrijk als de vijver zelf. De meeste amfibieën overwinteren op het land. Onder een oude dakpan, een loszittend stukje hout of schors, een paar gestapelde stenen of wat hout kun je een verstopte pad of salamander vinden.

Dat betekent ook dat een wat minder nette tuin veel meer kansen biedt aan amfibieën dan een keurig aangeharkt bestraat terras. Ook de tuinen van de buren zijn van belang. De meeste kleine dieren kruipen graag door een spleet of gat in de schutting naar een buurtuin waar het net even beter is. Geeft ze die kans, zorg voor een opening.

Bericht november 2023

menu