‘Hobbels…’
Samen hebben we veel met de caravan door Europa getrokken.
Zweden bereikte je in de jaren tachtig naast de trein op de veerboot. Spannend toen we de boot mochten oprijden maar de accu leeg was. Snel de motorkap van onze trouwe Citroën GSA open, de slinger voorin gestoken, naar binnen schreeuwen ‘gas geven’ en draaien maar. De motor sloeg aan en wij reden onder luid applaus de boot op.
Daarna kwamen de zon- en zeewensen van de kinderen en bezochten we de Spaanse en Franse kusten. En nee, nog lang niet alles via mooie autobanen. Afspraak was ook dat na de zee er iets cultureels moest komen. Zo bezochten we vele kastelen langs de Loire. Vaak van dorpje naar dorpje waarbij ook toen de liefde voor Citroën goed uitkwam op de slechte wegen.
Na de ‘muurval’ gingen we met ANWB-groepsreizen mee naar het nieuw te bereiken oosten. Nooit geweten dat de Waalkade ook daar lag maar dan wel in 60 kilometer lengte. Met campings alleen hobbelig via een ‘dorps hoofdweg’ te bereiken waar de maximumsnelheid gelijk lag aan wandelen en de keukenkastjesinhoud extra gesorteerd werd.
Na de eeuwwisseling bleven we langer van huis. Met inmiddels een caravan met vast bed, ringverwarming, een oven en eigen wc. Tsjechië door richting Slowakije kwamen we op een camping in Brno. Al bij het instappen klopte er iets niet. Deurtjes konden niet open. Door het gehobbel op de betonblokwegen was de hele wc-ruimte losgekomen.
Op onze laatste reizen bleven we wat dichter bij huis. Langs Moezel, Rijn en Neckar zijn veel mooie kampeerplaatsen. Van de grote wegen af, rustige landweggetjes en dorpjes. Lappendekens van stukjes asfalt, kinderkopjes en verzakkingen.
Na elke reis, hoe mooi ook, lokte altijd weer thuis. Nog sterker als we de grens overkwamen. Wat ‘n genot die Nederlandse wegen. Wat mogen we toch blij zijn met zo’n mooi wegenstelsel. Zeker er zijn heus wel wensen en je merkt goed dat gemeentes alle moeite hebben en keuzes moeten maken. Maar zelfs dan is het vaak geen vergelijk met veel plekken bij de buren in andere Europese landen.