‘Honderd maal de Dukenburger’

Op 12 december 2019 ging de telefoon bij de redactie. Het was het kabinet van burgemeester Hubert Bruls. Hij had op sociale media gelezen dat het honderdste nummer van de Dukenburger was verschenen. Die wilde hij graag persoonlijk overhandigd krijgen. De redactie reageerde enthousiast. Een afspraak was snel geregeld. Op maandag 16 december 2019 ontving burgemeester Bruls dit honderdste nummer uit handen van redacteuren Janwillem Koten en Theo Vermeer. 

Van links naar rechts: René van Berlo, Janwillem Koten, Ton Strik, Hette Morriën, Theo Vermeer, Peter Saras, burgemeester Hubert Bruls en Toon Kerssemakers

In december 2019 verscheen de honderdste editie van de Dukenburger. Wat ging er aan de Dukenburger vooraf? Janwillem Koten en Theo Vermeer keken terug.

De Dukenburger is in zijn huidige vorm in zekere zin de erfenis van het Dukenburgs wijkblad dat destijds onder redactie stond van Jos Coolen, waarbij wij assistentie verleenden. Toen Jos wegens verhuizing zijn redacteurschap staakte, was het duidelijk dat het redacteurschap van dit blad door ons werd overgenomen, dat is nu circa veertig jaar geleden. Het wijkblad viel toen onder een gemeentelijke stichting. Bij deze stichting leverden wij de kopij en het opmaakschema in, die dan door de stichting verder werden afgehandeld. Dit viel twee keer per maand als Dukenburgs Nieuws bij de Dukenburgers op de deurmat. Er kwamen bezuinigingen, waarbij de stichting ter ziele ging en de opzet van het blad moest veranderen. Er moest tevens een nieuwe naam voor het blad worden gekozen. Dat werd na een rondvraag Trefpunt.

Trefpunt was aanvankelijk bedoeld om door een grote verjongde redactie te worden voortgezet. In de praktijk bleek dat diverse van deze redacteuren na een opleiding bij Trefpunt naar een betaalde baan solliciteerden. Op den duur bleven wij alleen over. Door de bezuinigingen kregen we extra veel werk. Kopij die binnenkwam moest vaak door ons geredigeerd en overgetypt worden. Dat was zonder de moderne hulpmiddelen van nu tijdrovend handwerk.

Op aanraden van de gemeente Nijmegen hebben we het wijkblad toen laten drukken bij de sociale werkplaats WNO. We moesten bovendien samen de opmaak gedetailleerd verzorgen. Alles met de hand, met behulp van een redactieliniaal. Alles moest goedkoop. We kregen minder dan 2000 gulden subsidie. Verder was er een acquisiteur die advertenties probeerde te verkopen. Al met al was het een noodlijdend gedoe met veel gescharrel. We moesten nauwkeurig berekenen dat we niet te veel pagina’s zouden gebruiken. De controle van de drukproeven gaf ook veel problemen. Soms moesten we enkele keren de drukproeven bekijken en herzien. Dat overleg met de drukker was tijdrovend.

Vanwege bezuinigingen en te weinig advertentie- opbrengsten raadde de gemeente ons aan om zes tot acht edities per jaar te produceren en deze dan met enige subsidie door een commercieel wijkblad te laten uitgeven. Dit blad was Wij in Dukenburg en Lindenholt. Dat alles bood ons maar zeer weinig ruimte voor een adequate nieuwsvoorziening. Het was een hele vooruitgang toen wijkmanager Eric van Ewijk een behoorlijke subsidie meebracht. En vooral dat een groep nieuwe redacteuren tot de redactie toetrad, zodat we naar het nu bekende magazine konden doorstromen. En nu dus voor de honderdste keer alweer de Dukenburger.

Deze tekst was een van de laatste in samenwerking van Theo Vermeer en Janwillem Koten.

Uit de Dukenburger, dertiende jaargang nummer 1, maart 2020

menu