Een van mijn favoriete activiteiten is fietsen op de fietspaden aan beide oevers van het Maas-Waalkanaal. Dat doe ik langzaam zodat ik alles om mij heen met alle zintuigen kan waarnemen. Heerlijke geuren, glinsterend water, mooie bomen, vooral als de lindebomen in bloei staan, het geluid van de kwakende eenden en kikkers en in het bijzonder de veelkleurigheid van de natuur en mensen om je heen. Als ik er fiets, zie ik soms mensen die ik al jaren zie, hoe zij veranderen. De kleine kinderen van toen, die nu achter kinderwagens lopen, en ouderen die ik van hun vitale werkzame leven ken. Hier zag ik gemengde huwelijken ontstaan en de zwarte en witte kusjes van toen dragen een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de toekomst van Nederland.
Het Maas-Waalkanaal verbindt niet alleen twee rivieren maar ook vele werelden.
Hier aan het kanaal leerde ik de Nederlandse taal, waarmee ik de Nederlander en Nederland leerde kennen. Dat maakte het rouwen om het verlies van mijn moederland en gemis van dierbaren dragelijk. Want het is de aard van Nederland dat je hier mag zijn.
Hier schreef ik mijn eerste gedichten waardoor Nederlands de taal van mijn lach en tranen werd.
Hier kon ik mijn leven voortzetten met vertrouwen in de toekomst dat ik door de liefde en warmte van velen kreeg.
Om aan de wereld te laten zien dat ik voor het burgerschap van een democratie heb gekozen, waar het allereerste grondwetsartikel over de gelijkheid en vrijheid van de mens gaat, steek ik mijn kop boven het maaiveld uit en neem ik deel aan het maatschappelijke debat.
Ja, ik schrijf over de toename van een on-Nederlands fenomeen: racisme in het publiekpolitieke domein. Dit omdat ik weet hoe schadelijk dat voor het burgerschapsgevoel van individuen is. Zeker van hen die als migrantenkinderen hier geboren zijn en Nederlander zijn. Zij komen hier vandaan, niet uit het land dat zij van hun ouders of van de dominante groep hier aangepraat krijgen.
Ja, ik maak mij zorgen over de verharding van de samenleving en daar hebben de extreemrechtse ideeën van sommige politieke bewegingen een aandeel in.
Mijn kritische houding en uitingen zie ik als een burgerplicht als dank voor alles wat dit land mij gegeven heeft. Hier mocht mijn grote mond, die in mijn geboorteland gesmoord werd, zijn gang gaan en vele vrienden maken. Ik kreeg er zelfs een prijs voor. Hier werd ik vader en uiteindelijk opa.
Naar aanleiding van een ironisch bedoelde opmerking over de omzwerving van lichtracistische politieke nomaden in het rechtse spectrum kreeg ik zoals gewoonlijk negatieve reacties. Hoe sterk ik me hier ook voel, ik blijf gevoelig. Vooral omdat ik weet wat dergelijke opmerkingen met mensen die niet weerbaar zijn doen. Dan kruip ik in de huid van een zwarte man, een vrouw met een hoofddoek en homoseksuele jongere…
“Gaat u ons vertellen hoe het hier in Nederland moet?” “Gebruik maken van onze gastvrijheid en dan op Facebook deze onzin uitkramen.” “Als het ergens anders beter is, ga daar dan heen, maar begin vast met u te schamen.”
Over een paar weken ben ik dertig jaar in Nederland. Blijkbaar was ik al die tijd te gast. Dergelijke opmerkingen doen mij denken aan mijn begindagen hier, hoe ik met mijn versleten schoenen op de stoep van Nederland stond.
Dat iemand mijn liefde en loyaliteit voor Nederland in twijfel trekt, dat vind ik heel erg.
Op 11 oktober 1993 rond 17.00 uur vroeg mijn onzekere ziel Nederland om asiel. Na drie dagen verblijf in Opvangcentrum Beatrix in Best, werd ik met een grote groep vluchtelingen per bus naar de Ripperda-Kazerne in Haarlem getransporteerd. Twaalf dagen later kreeg ik een dagkaart voor het openbaar vervoer om me bij het AZC in Musselkanaal aan te melden. In Musselkanaal werd ik 25 jaar. Begin december van dat jaar werd ik naar Opvangcentrum Luttelgeest gebracht voor de start van mijn asielprocedure. Maar vanwege het gebrek aan capaciteit bij de IND werd medegedeeld dat ik in een ander centrum zou worden geplaatst, want vluchtelingen uit oorlogslanden zoals Afghanistan zouden later worden geïnterviewd door de IND. Net voor de kerst van 1993 werd ik verplaatst naar het centrum voor asielzoekers in Steenwijkerwold, waar ik tot 24 april 1994 verbleef.
Op 24 april 1994 kreeg die onzekere ziel een tijdelijke woning samen met drie andere asielzoekers in de Nijmeegse wijk Voorstenkamp. Mijn wedergeboorte vond hier, aan het Maas-Waalkanaal plaats.
Aan u, mijn beste stadgenoot, stel ik de vraag: op welk moment ziet u mij als een volwaardige buurt-, wijk-, stad- en landgenoot?
Qader Shafiq
Bericht oktober 2023