‘Waar blijven de bewoners?’
Een hagelbui dreef me onder een afdak ‘Wat een pestpokkenweer’, was de opening van een gesprek waar ik niet omheen kon. ‘In maart is dat normaal hoor’, ging de man verder. ‘Ze denken allemaal dat het komt door het klimaat. Ach, vroeger kwam dit zo vaak voor. Bangmakerij. Er zit alleen maar poen achter dat klimaatgedoe. Die windmolens bij Heumen’, zo schakelde hij moeiteloos door, ‘daar zit ook alleen maar poen achter.
Met bewoners praten?
Vergeet het maar. Ja mijnheer, waar blijven de bewoners vandaag de dag?’ Een verblindende lichtflits en knallende donderslag leken zijn stelling kracht bij te zetten. En voordat ik kon reageren: ‘Ze hebben helemaal niks over voor bewoners.
Winkelcentrum Weezenhof is afgefikt. Ergebeurt niks. Ze zitten allemaal op hun centen. Er kan alleen een vieze keet worden neergezet. Dat noemen ze Huis van Weezenhof. En dat kost ook nog 850 euro per maand. Ja mijnheer, waar blijven de bewoners? Nergens toch?’
De hagel hield op. Geen donderslagen meer. Het applaus van de natuur was kennelijk op. Met een lafhartig ‘Ja, ik snap wel wat u bedoelt’, begon ik mijn antwoord. ‘Huis van Weezenhof is echt voor bewoners! Daar kunnen bewoners elkaar ontmoeten. En is er ruimte voor allerlei activiteiten. Zoals zij dat willen. En wat zijn de kosten nou? Twee kwartjes per huishouden per maand. Ja, als iedereen wegblijft wordt het duur’, reageerde ik feller, chagrijniger geworden door dit geklaag en het vieze weer.
Had ik niet moeten doen. De natuur applaudisseerde niet voor mij. Mijn gesprekspartner keerde zich om met een ach-manbarst- houding. En ik bleef piekerend achter met een vraag die twee kanten bleek te hebben: waar blijven de bewoners…
Terugfietsend zag ik Huis van Weezenhof tevreden blinkend in de teruggekeerde zon. Binnen bewoners hard aan het werk. In de verte richting Heumen gromde de donder tevreden nog één keer.
Toon Kerssemakers