Je ziet ze overal. Bescheiden, vaak klein, onopvallende bloemen, smalle blaadjes. Tussen de tegels, langs de stoeprand en hier en daar grote velden vol. Het gaat om gras. De Dukenburger schreef al eerder over gras. Maar er is nog veel meer over te vertellen.
De grassenfamilie is groot. Bij een wandeling door Dukenburg kom je altijd wel een vertegenwoordiger van de grassenfamilie tegen. Maar niet al die groene sprieten zijn altijd gras. De familie grasachtigen kent drie grote groepen: de grassen, denk aan raaigras op de weilanden en voetbalvelden, en bijvoorbeeld grassen die nu in september nog in bloei te vinden zijn: kropaar, straatgras, vingergras en Europese hanenpoot bijvoorbeeld.
Grassen
Grassen hebben allemaal een holle stengel. Die stengel bestaat meestal uit een aantal holle delen met dichte knopen op gezette afstanden tussen de stengeldelen. Uit die knopen groeit een smal blad. Vaak zie je op de plaats waar het blad uit het stengeltje groeit een klein schijfje, het tongetje. De bloemen zijn onopvallend, zachtgroen van kleur. Het vruchtje van het gras is een graankorrel, groot of klein. Soms heeft een gras ook maar een enkele knoop zoals het pijpenstrootje, in overvloed te vinden in de Overasseltse en Hatertse Vennen.
Cypergrassen
De tweede groep grasachtigen bestaat uit cypergrassen. Binnen de cypergrassen vormen de zegges een grote club. Cypergrassen groeien vaak in pollen. De meeste houden van een vochtige omgeving. Langs het Maas-Waalkanaal vind je ze bijvoorbeeld op de plaatsen waar bij regenachtige periodes plassen water lang blijven staan. In de Ooijpolder staan veel van de tachtig soorten zegges die je in Nederland kunt aantreffen. Grasland, stijve pollen tussen het gras: vaak cypergrassen.
De stengels zijn driekantig, niet hol en ze zijn onvertakt. Ook hier zijn de bloemetjes onopvallend van kleur. Het zijn geen wuivende halmen zoals bij veel grassoorten, maar eerder stijve, wat bruinige bruine bloemetjes aan het eind van de stengel. De vrucht van cypergrassen is een nootje. Daarbij moet je niet denken aan een hazelnoot of walnoot maar aan een klein, eirond nootje van 2 tot 3 millimeter lang. Voorbeelden van cypergrassen zijn mattenbies, wollegras, zwarte zegge. Je vindt ze in de Berendonck, langs het wandelpad achter het saunacomplex.
Russen
De derde soort grasachtigen bestaat uit russen. Onopvallend, soms gewoon tussen de stoeptegels. Russen hebben smalle, ronde stengels, soms hol, meestal gevuld. Als je een groene pol ziet met een propperig bloempakketje, bruin van kleur, niet alleen aan de top van de stengel maar ook gewoon halverwege de stengel heb je waarschijnlijk te maken met een rus, bijvoorbeeld pitrus. Je vindt ze langs de waterkant en vaak ook in tuinen bij de vijver. Je ziet russen, met name pitrus, bijvoorbeeld bij de Wollewei tussen Malvert en Lankforst.
Dieren eten geen russen. Het blad dat direct uit de wortelstok of uit de stengel groeit is hard en scherp. Grassen zijn, zoals eerder gezegd, onopvallend en alom aanwezig. Als je tijdens een wandeling een loepje of vergrootglas meeneemt en je bekijkt de grasachtige en zeker het bloempje wat beter dan gaat er een wereld voor je open. Nu nog een zonnig dagje, wat vrije tijd en een uurtje het gras in!
Bericht oktober 2023