Toon Kerssemakers

'In memoriam’
Toon Kerssemakers
We zijn een fijne en betrokken collega kwijtgeraakt
Op vrijdag 10 juni 2022 is onze collega en goede vriend Toon Kerssemakers overleden. Hij was omringd door zijn vrouw Maria en andere geliefden.
Toon had al lang gezondheidsproblemen. Die waren verergerd door verkeerde medicijnen. Hij kreeg andere, maar veel beter werd het niet.
Toon is in verschillende ziekenhuizen onderzocht en behandeld. Op maandag 30 mei kreeg hij in het CWZ de definitieve, fatale uitslag: hij had een zeer agressieve vorm van kanker, een tumorstorm.
“Vandaag heb ik me aangemeld bij een hospice: Bethlehem”, schreef hij aan een van ons. “Ik weet ook dat ik niet meer moet gaan denken in maanden maar in weken. Een hard gelag dat ik een paar dagen geleden onder ogen moest gaan zien.”
Toon heeft een week in Bethlehem gelegen. Het enig mooie was het uitzicht, het fraaiste van de stad: de Waalbrug en de Waal.
Veel mensen kon Toon niet meer ontvangen. Slechts één van ons is kunnen komen. Maar Toon wilde wel contact. Vanuit het hospice stuurde hij ons een mailtje. “Het redactieteam van de Dukenburger is een plek waar veel verschillende vormen van vriendschap voor mij ontstaan zijn. Daar voel ik mij goed bij thuis.
Dus kaartje sturen even bellen of zo: het kan allemaal. Soms moet ik beantwoorden laten rusten. Maar ik vind het erg fijn. Hartelijke groet, Toon.”
Twee dagen voor zijn dood heeft voormalig wijkmanager Marjo van Ginneken Toon een afscheidsmail gestuurd. Hierin verwoordt zij de gevoelens die ook de redactie heeft: “Lieve Toon, (…) je blijft voor mij de bevlogen en betrokken Dukenburger die echt verschil heeft gemaakt voor de wijk en de mensen in de wijk. Met je diplomatie, je deskundigheid en je vasthoudendheid. Namens vele Dukenburgers en Dukenburgse werkers wil ik je daarvoor bedanken. Maar je bent vooral een fijne, aimabele man die enorm gemist gaat worden. (…) We zien elkaar aan de andere kant!”
Redactie van de Dukenburger
‘Klein, maar niet echt fijn’
Eigenlijk schaam ik me om voor kleine onrechtvaardigheden op te komen terwijl er elders zoveel leed is. Maar de vorige column van collega Chard over jongeren in Dukenburg stimulerende mij om dit nu wèl te doen. Toen ik zijn verhaal las, moest ik denken aan alle mist rondom het verdwijnen van het trapveldje achter Michi in park Staddijk.
Waarom was dat weghalen nodig? Wie nam dat besluit? Met wie is overlegd? Waar komen argumenten vandaan zoals: “Er komt geen kip. Jongeren kunnen toch ergens anders voetballen met jassen als doelpalen? Gras genoeg.” Verder werd oorverdovend gezwegen wat er terug zou komen.
Overdag werd het trapveldje niet zoveel gebruikt, maar na schooltijd en in het weekend des te meer. Voetballende kinderen - weggekeken vanwege overlast in de speeltuin - vonden daar een prima plek en jongeren zaten er te chillen.
Wat nu? Er is groen genoeg in park Staddijk, maar het meeste gras is nu al zo hoog dat zelfs Messi geen behoorlijk schot kan afleveren. De bal stuitert alle kanten op. Een sliding kun je alleen nog maken dankzij hondenpoep. En jassen als doelpalen geven altijd gedonder of een doelpunt geldig is.
Hoe het ook kan, heb ik een tijd geleden in een oorlogsgebied in Zuid-Filippijnen meegemaakt. Voetballende jongeren kregen daar ruimhartig een zandveld binnen een overvolle kazerne. Die kazerne gaf oude granaathulzen, die gebruikt werden als doelpalen. Als een schot van de tegenpartij de huls liet omvallen, was dat een doelpunt. Niks poepende honden, niks overlast voor anderen. Simpel, maar de jongeren genoten.
Bij een wandeling door Staddijk zag ik dat van het trapveldje een zandvlakte was gemaakt, aangeharkt met zogenaamde Zen cirkels. Maar voor wie?
Vergeleken bij alle ellende in de wereld is dit mistig, stiekem lijkend gedoe een schijntje. Maar opnieuw laat het zien hoe er (niet) wordt nagedacht over méér mogelijkheden voor onze Dukenburgse jongeren.
Klein, maar niet echt fijn dus!
Toon Kerssemakers
‘Klantenservices’
Een van de grootste plagen zijn klantenservices die hun uiterste best doen ons niet aan de telefoon te krijgen als we een probleem hebben. En dan toch het het lef hebben een bandje te laten draaien met: “Waarmee kan ik u van dienst zijn?”
Het leek zo mooi: de zon scheen terwijl er regen was voorspeld. Ik wilde maar één ding: smartphone pakken, naar buiten gaan en foto’s maken. Mijn smartphone had helaas andere plannen. Scherm op zwart. Niet naar buiten, maar thuisblijven en de klantenservice bellen. Toen begon de echte ellende. De klantenservice had een nieuw telefoonnummer. Dat ontdekte ik pas nadat ik tevergeefs een lijst met veel voorkomende problemen had afgewerkt. Uiteindelijk kreeg ik ‘contact.’ Dat wil zeggen met een bandje: “Door corona zijn de wachttijden langer dan u van ons gewend bent. Wij vragen uw begrip hiervoor. Uw wachttijd bedraagt veertig minuten.” Ik kon chatbox Jamie raadplegen, wanneer ik niet zó lang wilde wachten. Zuchtend dus naar Jamie. Helaas herkende die niet ‘mijn telefoonscherm blijft zwart.” En verbrak meteen de verbinding. Na nog een paar keer uitproberen, gaf ik het op. Ik kwam geen stap verder.
De volgende dag naar de markt, waar een reparatiekraam stond. Naar Mahmoud, een oudere rustige man. Op ‘mijn telefoonscherm blijft zwart’ reageerde hij kort met: “Oké. Kom over een uurtje maar terug.” Na een uur overhandigde hij mij inderdaad een springlevende smartphone. “Batterij zat een beetje los.” Aan een paar woorden had hij genoeg gehad om het probleem op te lossen. Betalen mocht ik niet. Ik kocht wat extra oplaadsnoertjes en ging blij naar huis. Mahmoud wílde niet van dienst zijn. Hij wás van dienst! Daar kunnen die klantenservices nog heel wat van leren. Dacht ik zo.
PS: mijn smartphone is nog steeds springlevend. Mijn oor tettert nog steeds na van dat NL-stormalert…
Toon Kerssemakers
‘Nachtmerrie’
Een paar nachten geleden werd ik plotseling wakker. Stijf van schrik, zwetend en met een bonkend hart. Een virus? Corona? Moest ik naar de teststraat? Gelukkig niet. Gewoon een nachtmerrie. En die verliep zo: Ik zat lekker te soezen in het zonnetje. Op mijn favoriete plekje aan het water bij speeltuin Staddijk. Opeens vroeg iemand of ik een laatste consumptie wilde want ze gingen sluiten.
“Wat is dit? Niks sluiten. Niks laatste consumptie. Dit is openbare grond”, antwoordde ik boos. Er werd gereageerd met een blik van: die is de weg kwijt. “Mijnheer, wist u dat dan niet? Tien jaar geleden, in 2040, is deze hele plek omgebouwd tot Grand Café Michi. De speeltuin is twee jaar eerder gesloten omdat hier nauwelijks kinderen meer wonen. In Dukenburg wonen nu vooral starters zonder kinderen en ouderen die vanuit heel Nijmegen hiernaar toe zijn gekomen. Speciaal voor hen zijn hier veel appartementen gebouwd.” Ik keek rond en zag tussen de bomen door nieuwe hoge appartementencomplexen en een paar luxe eengezinswoningen. Dit was dus Dukenburg 2050.
“Maar waar zijn de oorspronkelijke bewoners gebleven?”, vroeg ik aan de baas van het grand café. “Ach mijnheer”, kreeg ik als antwoord, “op het vroegere skaeve-huseterrein en verderop langs de A73 is een nieuwe wijk neergezet. Daar leven nu Dukenburgers die te weinig geld hadden om hier te kunnen blijven wonen. Dukenburg heeft een grote oppepper gekregen. Allemaal dankzij het bestemmingsplan uit 2021 en het lef om – dwars tegen allerlei regels in – iets bijzonders neer te zetten.”
Ik dacht ‘het zal wel’ en liep mistroostig naar dat nieuwe Dukenburg. De zon stond al laag. Het was donker tussen de hoge appartementencomplexen en het tochtte er gemeen. Verderop, bij Winkelcentrum Meijhorst, zag ik wat hippe winkels en alternatieve eethuisjes. Maar géén scholen, grasveldjes of bankjes. Wel een peuterspeelzaal voor kleinkinderen. Dat wel. Was dít nu het resultaat van die oppepper met lef?
Het was en bleef doodstil.
Totdat ergens met een harde klap een deur werd dichtgeslagen.
Ik schrok wakker. Het was een nachtmerrie…
Toon Kerssemakers
‘Nieuwe wijkaanpak: doorzettingsmacht’
Ooit was ik voor mijn werk op een chaotische fusiebijeenkomst. Iedere spreker eiste een betere samenwerking, maar niemand luisterde echt naar elkaar. Mijn baas reageerde daarop met het volgende verhaal: ‘Om te voorkomen dat verschillende soorten dieren op het land door elkaar lopen, heb je soms een hek met prikkeldraad nodig. Af en toe moet je zo’n hek verplaatsen. “Gewoon een paar paaltjes verzetten, zó gebeurd.” Vergeet het. Eén paaltje gaat nog wel. Maar met elk volgend paaltje komt het prikkeldraad steeds meer in een kluwen te zitten. Je verzuipt erin. Er is maar één oplossing voor dit probleem: een club mensen bij elkaar halen, de tijd nemen om met elkaar te overleggen over ieders taak en liefst niet alles tegelijk doen. Aan doordouwers heb je niets. Het draait om uitgekiend teamwerk.’ Ik moest hieraan denken toen ik een brief zag van het college van Burgemeester en Wethouders aan de gemeenteraad over de nieuwe wijkaanpak. In deze brief wordt de komst van wijkregisseurs aangekondigd met – jawel – doorzettingsmacht. Een soort bondscoach die met de vuist op tafel moet slaan. Prima toch? Dat is maar de vraag. Nergens blijkt dat wijkbewoners mee hebben kunnen denken. Over inspraakmogelijkheden wordt vaag gedaan. Uw vertegenwoordigers in de gemeenteraad zijn ook gepasseerd. Maar dankzij het CDA en VoorNijmegen.nu kunnen bewonersorganisaties op 3 november hun bezwaren duidelijk maken bij een gemeenteraadsvergadering.
Eén week later volgt een raadsdebat.
Wie op internet het woord doorzettingsmacht opzoekt, leest dat daarmee kan worden ingegrepen in bevoegdheden van anderen. Dat mag juridisch zomaar niet. Net zoals bij verplaatsing van prikkeldraad gaat doordouwen niet werken. Eén ding is wèl helder: uitgerekend uw voorpost in de wijk, de wijkmanager, is wegbezuinigd. Dit verhaal moet dus eerst terug naar de tekentafel. En nu wél in overleg met wijkbewoners.
Om tenslotte burgemeester Bruls op het Keizer Karelplein te citeren: ‘In een kwartier stonden jullie landbouwtrekkers op het plein. Die kunnen er dus ook weer in een kwartier vanaf.’ Ofwel: zo snel als het wijkmanagement is opgeheven, kan het ook weer worden ingevoerd.
Toon Kerssemakers