Qader Shafiq

‘Blikken’

Een van mijn favoriete activiteiten die ik dit jaar wil voortzetten, is het verzorgen van de bijeenkomsten voor nieuwkomers ter voorbereiding van het ondertekenen van de participatieverklaring. Als lotgenoten onderling, reflecteren wij daarbij op ons ontwortelingsproces, de bijbehorende vervreemding en de aarding hier. Dit alles gaat gepaard met rouw om datgene wat je achtergelaten hebt. Zij staan aan de wieg van een ander, nieuw leven. Vervolgens laten wij hen kennismaken met de kernwaarden van de Nederlandse democratie. Prachtig vinden zij artikel 1 van de grondwet waarop onze samenleving sinds Thorbecke voortbouwt. Ook oefenen zij in burgerschap en denken na over mogelijke voorstellen aan het stadsbestuur ter verbetering van hun leefomgeving. Want burgerschap ís verantwoordelijkheid. Wij constateren tenslotte dat het feit dat we hier mogen zijn, een compliment is voor Nederland.

Blik van de samenleving

‘Als goddeloosheid de religie binnendringt, dan verdwijnen liefde en vredelievendheid’

Laatst zag ik op televisie weer afschuwelijke beelden van de Oekraïense stad Charkov, na de zoveelste beschieting door de Russen. Deze keer kwamen ze dicht bij de plaatsen waar ik dierbare herinneringen aan heb overgehouden: de studentenhuizen aan de Puskinskaya en het Maladjuzniipark ernaast, waar ik als achttienjarige Afghaanse student de wereld verkende.

Mijn vrienden die nog steeds in Charkov wonen, bevestigen dat de mortieren van agressie veel kapot hebben gemaakt. Zelfs dat mooie, grijze kerkje, de ‘allereerste kerk van mijn leven’ is beschoten. Het moet de orthodoxe Pasen van 1988 zijn geweest, toen ik er was. In het Sovjetsysteem had geloof geen plaats. Er werd alles op alles gezet om te voorkomen dat met name jongeren in aanraking kwamen met de kerk. Zo werden tijdens de religieuze festiviteiten allerlei jeugdactiviteiten georganiseerd om hun interesse in het geloof te ondermijnen.

Daarom was ons studentenhuis op die paasavond in een disco van dans en wodka veranderd. Als een jonge internationale student, uit een oorlogsland afkomstig, kon ik dat alles niet aan. Ik ontvluchtte het lawaai om een eindje te gaan lopen. Eenmaal bij het park zag ik veel mensen – vooral oudere vrouwen, met hoofddoek – naar de kerk lopen. Onder hen twee studiegenoten: Ira en Nadia. “Kom, ga je mee naar de paasmis?” Het gehavende gebouw was vanbinnen prachtig. Het leek alsof de schilderingen, iconen en brandende kaarsen aan het zingen waren. Nu wist ik waarom Ira en Nadia altijd zo anders waren.

Voor míj, met m’n strenge, soennitische opvoeding en religie als obstakel voor de ontwikkeling van mijn arme land ziend, werd het een vreemde ervaring. Vanaf dat moment keek ik heel anders naar de godsdiensten en levensbeschouwingen van anderen. En mijn nieuwsgierigheid ging verder – zo was ik bij de heropening van de oude synagoge van Charkov. Die verhalen nam ik naar Afghanistan mee terug en ik vertelde ze aan vrienden, vooral over de universele waarden van het geloof.

De tijd verstreek. De wereldwijde onbalans van de jaren negentig en de oorlogen die daaruit voortvloeiden, dwongen mij ook mijn land te verlaten: ik ging naar Nederland. Hier, in dit ontzuilde land, werd ik geconfronteerd met de vraag die me steeds bezighield: waarom worden religies zo door dogma’s beheerst?

Terwijl er voldoende inspiratiebronnen voor een vreedzame en solidaire wereld zijn. Helaas worden religies als instrument voor de macht gebruikt, voor wereldse hebzucht en onderdrukking – mondiaal zijn er genoeg voorbeelden van, ook nu nog. Wie had gedacht dat een grootmacht thans het geloof voor nazistische doeleinden zou inzetten?

We zien het in Oekraïne gebeuren…

Dezelfde kerk is zowel van de onderdrukker als van de onderdrukte geworden.

Mijn gedachten gaan naar Ira en Nadia terug, maar ook naar vele andere vrome gelovigen elders ter wereld, die zich bewust zijn van de menselijke beperking en van de vergankelijkheid van het leven, gevoelens die voor verbinding en medemenselijkheid essentieel zijn.

Qader Shafiq

‘Spiegel voor de sector’

President Biden kondigde in februari aan de bij de Amerikaanse centrale bank gestalde banktegoeden van de Afghaanse overheid – ter waarde van zo’n zeven miljard dollar – te bevriezen. Hij wil de helft daarvan aan de nabestaanden van 9/11 toewijzen. Heeft een land als Saoedi-Arabië, bron van jihadistische inspiratie en van grote groepen terroristen, de Amerikaanse schade soms ook gecompenseerd? En alsof Afghanistan en zijn duizenden burgerslachtoffers zelf geen prijs voor de Amerikaanse ‘wapendemonstraties’ hebben betaald, sinds het begin van deze eeuw.

Helemaal frappant vind ik het idee van ‘president in de war’ om de andere helft van het bedrag via een hulpfonds aan de Afghaanse bevolking te geven. Een mooi idee, toch, om de VN en andere ontwikkelingsorganisaties weer Afghanen te laten helpen? Dit alles maakt me razend. Ik zie het voor me: de vluchten van ontwikkelingsexperts richting Kaboel, de gepantserde wagens en de tolken die ze naar de plaatsen van wanhoop begeleiden. De ontwikkelingssamenwerking is een sector die nooit echt geëvalueerd wordt en waarop het principe ‘in het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst’ bij uitstek van toepassing is. Opeens verschijnen ze weer in mijn geest, de vele Nederlandse functionarissen die ik vanuit de sector ken.

Het was een van de leukste vrijwilligersactiviteiten die ik in de beginjaren van mijn leven in Nederland heb gedaan: als proefkonijn de studenten ontwikkelingsstudies, die bezig waren met het leren van onderzoeksmethoden en interviewtechnieken, te woord staan. Ik speelde mijn rol als de belichaming van een minister van Onderwijs van het Taliban-regime, als gevluchte intellectueel, of als de baas van een lokale Afghaanse ngo. Die jonge studenten, van wie een aanzienlijk deel uit meisjes bestond, ergerden zich aan de houding van de Taliban-bewindspersoon in mij. Ik wilde geen oogcontact met vrouwen hebben en onderbouwde hun uitsluiting van onderwijs met sterke argumenten.

Ik was gevraagd het hen zo lastig mogelijk te maken, want ze zouden straks in ontwikkelingslanden onderzoek doen naar moeilijke vraagstukken, gebaseerd op de pijlers van ontwikkelingssamenwerking. Ze hadden, voorafgaand aan het gesprek, de vragen goed voorbereid. Maar het profiel van de functionaris dat zij in hun hoofd hadden, was meer op hun Nederlandse referentiekader gebaseerd. Tijdens de ontmoeting haalde ik ze al snel uit hun comfortzone – en ik genoot van dat spel. De VVV-cadeaubonnen die ik voor mijn bijdrage kreeg, verdwenen in de kassa’s van lokale slijterijen, om de pijn van mijn ballingschap te verzachten. Ik waardeerde de oprechte intenties, die veelal ideologisch of religieus gemotiveerd waren, maar ergens bleef ik toch altijd achter met de vraag: Waarom willen deze jonge mensen ontwikkelingswerker worden, waarom deze studie?

Later kwam ik sommige van deze missionarissen tegen als professional met een goede positie, uitstekende arbeidsvoorwaarden en dito loopbaanontwikkeling, in de meest onderbelichte sector van Nederland. Aan de sociaaleconomische toestand van landen waar Nederlandse ontwikkelingsprogramma’s op gericht zijn, kun je de effectiviteit van de inspanningen vaak al afzien. Het is moeilijk een goede kosten-batenanalyse van de sector te maken – hij is in elk geval wel net zo ‘onduurzaam’ als veel van de multinationals die zo vaak mikpunt van kritiek zijn. Toch blijft de sector zich ongehinderd en vliegschaamteloos over de planeet verspreiden. Mijn gastdocentschap bij het vak methoden en technieken van sociale wetenschappen motiveerde me een filmpje te maken. Daarin gaf een aantal Afghaanse functionarissen feedback op de houding van met name hun Nederlandse evenknieën. Elke functionaris die ik naar z’n ervaring met Nederlanders vroeg, begon te lachen.

Die lach was veelzeggend.

Tijdens de opleiding is er blijkbaar nauwelijks aandacht voor een cultuursensitieve houding – een houding die essentieel is voor de effectiviteit van de inzet van professionals, essentieel voor het winnen van vertrouwen.

De Nederlandse functionarissen waren onaangenaam verrast door het feit dat er regimefunctionarissen met een vrouwonvriendelijke houding zijn. Daar was ik op mijn beurt weer verbaasd over. Ik zag in Afghanistan welke lokale ngo’s met de westerse ontwikkelingsprogramma’s samenwerkten. Het feit dat er een aanzienlijk deel van de voor opbouw geoormerkte middelen verdwenen is, getuigt van corruptie en cliëntelisme binnen structuren die veelal gelieerd zijn aan verschillende krijgsgroepen.

Dat het geld dan toch grotendeels in verkeerde handen komt, bewijst de incompetentie van de ontwikkelingssector. De sector van mooie formuleringen, die als obstakel in de weg naar zelfbeschikking van vele volkeren staat. Het feit dat de door geopolitieke belangen gedreven Biden de middelen van Afghanen juist daaraan toevertrouwt, zegt veel. Het zou mooi zijn als er een einde aan deze ontstane dwaling in de sector komt en de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking het moreel-ethische pad – van weleer – hervindt.

‘Rekruteerder’

Sinds jaren kom ik in sportcentrum Laco in Malden. Niet alleen vanwege de combinatie van fitness en het prachtige zwembad, maar ook vanwege de gezellige sfeer en onderonsjes met medesporters. Ik grap weleens: “Aan onze lichamen kun je zien dat dit een sociaal sportcentrum is.”

Soms ervaar ik hier bijzondere verrassingen. Zoals laatst toen ik in het Turkse stoombad in gedachten verzonken was. “Hoe komt het dat u zo goed Nederlands spreekt?”, vroeg een oude mevrouw met wie ik me in die stoomwolken bevond. Zij komt hier al jaren zwemmen, maar we hebben nooit elkaar gesproken. Blijkbaar was haar compliment voor mijn Nederlands het resultaat van lange observaties. Bij haar wilde ik de grap: “U spreekt ook goed Nederlands...”, die ik geregeld bij anderen maak, niet maken.

Nu zij wist dat ik uit Afghanistan kwam, vertelde zij mij dat zij in de jaren 80 bevriend was met een Afghaans echtpaar in Zwitserland. Zij vond hen een beschaafde familie, want die man was een hockeyer. Zij hockeyde met hem. Ik vertelde haar dat dit kon kloppen. De hockeyvelden van Afghanistan waren ook daar voorbehouden aan de uitverkorenen. Verder wilde zij weten hoe lang ik in Nederland woonde, waarom ik voor Nederland gekozen had et cetera. Toen ik begreep dat zij een werkzaam leven als rekruteerder voor bedrijven achter de rug had, begon ik haar nieuwsgierigheid beter te begrijpen. Want haar laatste vraag vóór ik de stoom verliet, was: ‘En, bevalt het gastland je?’

De rest van de dag hield haar vraag mij bezig. Hoezo gastland? Ik woon hier meer dan de helft van mijn leven. In het land waar ik mijn liefde en vrijheid aan te danken heb, wil ik geen gast maar een burger zijn.

Het nieuwsbericht die avond waarin VNONCW pleit voor meer arbeidsmigranten van buiten de EU, bracht mijn gedachten terug naar de jaren 60 van de vorige eeuw. En toen viel het kwartje definitief. Recruiters selecteerden gastarbeiders uit Turkije, Marokko, Spanje en Italië voor het zware werk hier. Voor het zware werk dus, niet voor een leven als gelijkwaardige burgers.

Qader Shafiq

‘Spiegels van de vrijheid’

Het ergste waar ik bang voor was gebeurde met mij. Dit jaar verhuisde ik van de ene oorlog naar de andere. Weer zag ik hoe dierbaren, die in een vreedzaam land leefden en een beschaafde toekomst nastreefden, door de agressie van oorlog werden getroffen. Wat dertig jaar geleden mijn geboortestad Kabul overkwam, teistert nu Charkov, de stad waar ik ooit de wereld én de liefde van de wereld heb leren kennen.

Dertig jaar geleden ervoeren inwoners van Kabul wat nu kinderen, vrouwen en mannen in de Oekraïense steden ervaren. Mijn zus, die toen wekenlang met haar kinderen in de kelder van hun flatgebouw aan de Kabul-rivier doorbracht, vertelde mij wat de beelden uit Oekraïne met haar doen. Ze hoort nu weer de mortieren van misdadige mudjahedin die hun huis raakten. Hier, in het vrije Nederland waar zij en haar kinderen een veilig leven vonden, worden zij nog steeds achtervolgd door de narigheden van toen. Haar jongste dochter, die nu een stoere vrouw en zorgprofessional is, raakt altijd weer in paniek wanneer de vuurwerklustigen met oud en nieuw tekeer gaan. Zouden deze liefhebbers van vreugdevuur zich kunnen verplaatsen in de beleving van bevende burgers van Aleppo, Mosul, Kabul, Sana of Marioepol?

Onze studievriendin Larisa, die Charkov ontvluchtte, woont nu bij ons in huis. Toen zij haar hoofd leeg wilde maken, zijn we naar de Overasseltse en Hatertse Vennen gegaan en was zij onder de indruk van de rust en de prachtige, vogelrijke natuur. Haar betraande ogen weerspiegelden echter de ervaringen van de koude oorlogskelders van Charkov. De gebeurtenissen van de afgelopen weken zouden ons op zijn minst aan het denken moeten zetten. Hoe vanzelfsprekend is de vrijheid die wij hier hebben eigenlijk?

Qader Shafiq