‘Rodrigo’
Het is een uur of zeven. Ik loop uit het winkelcentrum van Zwanenveld. Naast me ligt een man met zijn rug tegen een paal bij de bibliotheek. Zoals altijd ligt er een petje op zijn rastaharen. De grijzige kleur van zijn dreadlocks tonen aan dat er minimaal vier decennia voorbijgegaan zijn sinds zijn geboorte. Ik staar naar zijn tanden en stel vast dat ze voor een niet onbelangrijk gedeelte verdwenen zijn. Zijn ogen worden bedekt door donkere zonnebrilglazen. Het regent. Ik ken hem. Heel Nijmegen kent hem. Hij draagt twee verschillende schoenen en loopt van Dukenburg naar het centrum, van het centrum naar Dukenburg. Waar zijn thuis is weet ik niet, misschien weet hij dat zelf evenmin.
Plots, als ik langsloop, roept hij: “Heeeey”, Hij lacht vriendelijk, alsof ik een oude vriend ben. Omdat ik vatbaar ben voor medelijden geef ik hem een euro. Daarna vraagt hij waar ik vandaan kom. “Apeldoorn”, antwoord ik. Hij lacht, dit keer een tikkeltje hysterisch, begint te schreeuwen en klapt met zijn handen. Ik begrijp niet waar die vreugde vandaan komt. Het kost me moeite een link te leggen tussen vreugde en Apeldoorn. Hij vraagt mijn naam en ik de zijne. Rodrigo, heet hij. Althans, vandaag heet hij Rodrigo. Misschien dat hij morgen Pedro heet, volgende week Marco en volgend jaar Jan.
Nadat we afscheid hebben genomen schreeuwt hij met gebalde vuist naar auto’s die voorbijrijden. Hij schreeuwt naar de wolken in de lucht. Ik denk dat hij het meest schreeuwt naar zichzelf.
Chard van den Berg