‘Het verdriet van Dukenburg’
Het is 21.30 uur. Een groepje hangjongeren, grotendeels met een zichtbare migratieachtergrond, heeft zich verzameld bij de achterzijde van Winkelcentrum Dukenburg. Ze bespreken de politiek. Slechts een tweetal, uit het clubje van twaalf, heeft de moeite genomen om te gaan stemmen afgelopen gemeenteraadsverkiezingen. De rest zegt niets met de politiek op te hebben en meent dat de politiek voor hen niets betekenen kan. Voor hen wisselen de figuurtjes achter de katheders een beetje van gedaante, maar wezenlijke verandering treft hun blikveld mondjesmaat. De oudere, mannelijke grijsaard staat aan het roer van de politiek op zowel landelijk als gemeentelijk niveau vinden ze. In eerste instantie vind ik het maar oppervlakkig geratel in de wind. Het stemrecht, waar menig druppeltje bloed voor gevloeid is, moet je benutten heb ik geleerd.
Op de fiets terug besef ik dat het mijn gedachten zijn die op oppervlakkigheden berusten. De jongeren worden namelijk weinig gemotiveerd om te gaan stemmen. An sich is Nederland niet het land van de sentimentele sprekers en opzwepende redenaars. Onder die omstandigheden mag het geen verrassing heten dat Nederland opgescheept raakte met Jan-Peter Balkenende. Niettemin zijn inspirators nodig om de vergeten kiezers, zoals de hangjeugd in Dukenburg, een hand toe te steken en ze naar het stemlokaal te begeleiden. Men heeft een messias, een bevrijder nodig. In radicaal-rechtse contreien is hij gevonden in de geraamte van een man met gebleekte haren en zuidelijk accent. Voor de jongeren in Dukenburg moet hij, of zij, kennelijk nog geboren worden.
Chard van den Berg