‘Liefde in Red Bull blikjes’
Ze staren elkaar aan terwijl kleine zonnestraaltjes het meertje van Staddijk zachtjes opwarmen. Speels, lief, vol concentratie treffen haar ogen de zijne. En zijn ogen de hare. Alsof iedere passant ze koud laat en mag oplossen in een zee van onbeduidendheid. Ze omringen zich met zichzelf en dat is meer dan voldoende. Een zoen volgt.
Hij schrikt en zijn gezicht wordt bekleurd door rode tinten. Zij lacht, zoals meisjes lachen wanneer ze op de hoogte zijn van een opgewonden jongenshart. Ze legt haar handen rond zijn ietwat gebogen nekwervel en zoent hem, opnieuw.
Mijn aanwezigheid wordt opgemerkt als ik ze te lang blijk te bespieden. Ze kijken om. De jongen trekt rood, nog roder dan eerst, weg. Het meisje geeft me een ontspannen handgebaar en nodigt me uit om een blikje Red Bull te drinken. Hoewel ik energiedrankjes suikerhoudende rommel vind, besluit ik dat het aanbod weigeren niet zo beleefd is. Later praten we als een drietal over de pretentie en de zinloosheid van onze wetenschappelijke studies (in de regel zijn de bijvoeglijke naamwoorden synoniemen van elkaar) en hebben het over de liefde. Ik benijd hun geraamte waarin het onderscheid tussen hem en haar volkomen vervaagd lijkt. Wetende dat mijn geraamte bestaat uit een enkelvoudige, schimmige ziel.
Op de fiets terug overheerst vertedering; de dood houdt geen rekening met aantallen. Maar als ze je nu eenmaal treft, is het vast leuker om vergezeld te worden.
Chard van den Berg